| 21559 |
fooi |
fooi:
foei (K315p Oostham)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
| 21556 |
fortuin maken |
zich rijk maken:
Hij zal hem rijk moaken (K315p Oostham)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
| 33528 |
framboos |
hennenbes:
naar Pâque; Oostham heet "Ham" bij L.Janssen
hinnebeze (K315p Oostham),
moerbezie:
moerbezie (K315p Oostham)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
| 18784 |
franje |
floche (fr.):
flos (K315p Oostham),
flos:
flǫs (K315p Oostham),
pluis:
Vgl. WLD II.7, trossen: pluizen K 314, K 316, K 318; pluisjes K 358
plössjn (K315p Oostham),
pləsən (K315p Oostham),
pluisje:
Vgl. WLD II.7, trossen: pluizen K 314, K 316, K 318; pluisjes K 358
plueskes (K315p Oostham)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
| 21555 |
frankrijk |
frankrijk:
We hemmen i Frankrijk gezeten (K315p Oostham)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
| 20586 |
fruit bewaren |
muiken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51 (de appels) laten meuëken.
meuëken (K315p Oostham)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
| 33529 |
fruit, ooft |
fruit:
fruit (K315p Oostham)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
| 19094 |
futloze jongen |
lummel:
das ne lummel (K315p Oostham),
das nə luməl (K315p Oostham)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
| 17807 |
gaan |
gaan:
gōān (K315p Oostham)
|
gaan [ZND m]
III-1-2
|
| 21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
Zijn zoaken goaislaan (K315p Oostham)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|