| 18804 |
zich bedenken |
zich bedenken:
zich bedaenke (L216p Oirlo)
|
van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemoeie (L216p Oirlo)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19004 |
zich gedragen |
goed oppassen:
den pêst gōēd ôp (L216p Oirlo)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
zich wat menen:
den maent zich wat (L216p Oirlo),
zich wat verbeelden:
den verbeeldt zich wat (L216p Oirlo),
zich wat verbeelde (L216p Oirlo)
|
het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich ienbeelde (L216p Oirlo)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 18864 |
zich kwaad maken |
zich giftig maken:
zich giftig make (L216p Oirlo)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
aangeven:
zich angève (L216p Oirlo)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 19247 |
zich vergissen |
verkeerd hebben:
verkierd hebbe (L216p Oirlo)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18819 |
zich vervelen |
kapot gaan van verveling:
kepot gaon van vervaeling (L216p Oirlo),
zich vervelen:
zich vervaele (L216p Oirlo)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18842 |
zich verwonderen |
dervan staan te kijken:
ik stoi d⁄r van te kieke (L216p Oirlo),
van staan te kijken:
van staon te kieke (L216p Oirlo),
van te kijken staan:
daor stoi ik van te kieke (L216p Oirlo),
vreemd vinden:
vraemd viende (L216p Oirlo)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|