| 17907 |
weggrissen |
wegpikken:
wegpikke (L216p Oirlo),
wegratsen:
wegratse (L216p Oirlo)
|
grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 17979 |
wegkwijnen |
achteruitgaan:
den göt aachteruût (L216p Oirlo),
aflopen:
dat löp ok af (L216p Oirlo)
|
(Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21159 |
wegwijzer |
wegwijzer:
waegwiezer (L216p Oirlo)
|
een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 33663 |
wei |
wei:
wē̜i̯ (L216p Oirlo),
węi̯ (L216p Oirlo)
|
In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-8
|
| 18902 |
weigerachtig |
opspelen:
opspeule (L216p Oirlo)
|
geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 33658 |
weiland in het algemeen |
wei:
węi̯ (L216p Oirlo)
|
Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
| 21791 |
welbespraakt / brutaal |
frech (du.):
vrek zien (L216p Oirlo)
|
iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 21789 |
welbespraakt brutaal persoon |
mondfiat:
môndfiat (L216p Oirlo),
vlotte prater:
vlotte präöter (L216p Oirlo)
|
welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 21790 |
welbespraakt zijn |
het mondje bij zich hebben:
den het ⁄t meundje wel bej zich (L216p Oirlo)
|
iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 24530 |
welig groeiend |
dijen (omschr.):
deeje (L216p Oirlo),
gelp:
gelp (L216p Oirlo),
vet:
grasland
vette wei (L216p Oirlo)
|
In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] || welig groeien, gedijen
III-4-3
|