| 17831 |
plukken |
plukken:
plökke (L427p Obbicht)
|
plukken [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 33484 |
plukken, van fruit |
plukken:
plökke (L427p Obbicht),
plökken (L427p Obbicht)
|
plukken [SGV (1914)]
I-7
|
| 33707 |
poel |
poel:
pōl (L427p Obbicht)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
| 24949 |
poel, plas |
poel:
peul (L427p Obbicht)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 19425 |
poetsen, schoonmaken |
poetsen:
poetsen (L427p Obbicht),
schoonmaken:
schoonmaken (L427p Obbicht)
|
Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 21078 |
poffen |
op de pof gelden:
[kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk]
op de pöf (L427p Obbicht),
op de pof kopen:
[kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk]
op de pöf (L427p Obbicht),
op het lot gelden:
vgl. Meeswijk Wl. (pag. 390): lot [looët], 2. hoeveelheid waarop een koop betrekking heeft.
oppe lot (L427p Obbicht),
op het lot kopen:
vgl. Meeswijk Wl. (pag. 390): lot [looët], 2. hoeveelheid waarop een koop betrekking heeft.
oppe lot (L427p Obbicht)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 19418 |
poken |
ragelen:
raochele (L427p Obbicht),
rōͅgələ (L427p Obbicht)
|
Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 19482 |
pollepel |
potlepel:
pot laepel (L427p Obbicht)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 21536 |
ponder |
ponder:
werkt op veer, niet bedrijfszeker vooral door voddenkoopman gebruikt
punjer (L427p Obbicht)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
| 19474 |
pook |
stovenijzer:
stōvənīzər (L427p Obbicht)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|