| 24948 |
bron |
bron:
bron (Q117p Nieuwenhagen),
wel:
wèl (Q117p Nieuwenhagen)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 34342 |
bronstig |
berig:
biǝrex (Q117p Nieuwenhagen),
bīrex (Q117p Nieuwenhagen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
| 33864 |
bronstig, van merries |
rossig:
røsex (Q117p Nieuwenhagen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
| 20769 |
brood |
brood:
broeëd (Q117p Nieuwenhagen),
brôêt (Q117p Nieuwenhagen),
meervoud broder
broor (Q117p Nieuwenhagen)
|
brood [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
| 25293 |
brood, maat van 25 kilo |
mangel:
van aardappelen (ca. 25 à 30 kg.).
ing mángəl (Q117p Nieuwenhagen)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 25 kg [brood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 20710 |
broodje |
hel broodje:
hel bruüdje (Q117p Nieuwenhagen),
pistoletje:
pisteleetje (Q117p Nieuwenhagen)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 25500 |
broodoven |
oven:
ǭǝvǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
| 20706 |
broodpop |
weggenman:
wecke maan (Q117p Nieuwenhagen)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 24983 |
bros, breekbaar |
bros:
bròs (Q117p Nieuwenhagen),
knoesperig:
knŏĕspərig (Q117p Nieuwenhagen)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 25658 |
brouwer |
brouwer:
brǭwǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|