| 17943 |
waggelen |
strompelen:
strompele (Q117p Nieuwenhagen)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 21162 |
wagon |
wagon (<eng.):
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
wágòng (Q117p Nieuwenhagen)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 17845 |
wakker |
wakker:
wàkkər (Q117p Nieuwenhagen)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19477 |
walm |
kwalm:
kwàlləm (Q117p Nieuwenhagen)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
| 31478 |
walsmachine, pijpenwals |
pijpenwalsmachine:
pīpǝwalsmašiŋ (Q117p Nieuwenhagen)
|
In het algemeen een machine waarmee plaatmateriaal tot cilinders gebogen kan worden. De walsmachine wordt vooral gebruikt bij het vervaardigen van buizen, pijpen en kachelpijpen. De machine bestaat doorgaans uit twee of drie walsrollen waartussen de vlakke strook metaalplaat tot pijp of goot gebogen wordt. Zie ook afb. 169. [N 33, 218; N 33, 239; N 64, 10a]
II-11
|
| 18692 |
wambuis |
stoep:
stuup (Q117p Nieuwenhagen)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 25525 |
wan |
wan:
wan (Q117p Nieuwenhagen)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|
| 17929 |
wandelen |
lopen:
[alg. lopen]
lōōpə (Q117p Nieuwenhagen),
spazieren (du.):
sjpàtsēērə (Q117p Nieuwenhagen),
spatseere (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 24346 |
wandluis |
wandluis:
wantloes (Q117p Nieuwenhagen),
wants:
wantse (Q117p Nieuwenhagen)
|
wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 18268 |
want |
want:
wante (Q117p Nieuwenhagen)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|