| 28819 |
voering, voeringstof |
voer:
vōr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
| 28326 |
voerman |
paardsjong:
pę̄ǝtsjoŋ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Emma])
|
De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937]
II-5
|
| 21134 |
voertuig |
kar:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
kāār (Q117p Nieuwenhagen),
wagen:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
wāān (Q117p Nieuwenhagen)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 17777 |
voet |
voet:
voot (Q117p Nieuwenhagen),
vōt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
knook:
knoak (Q117p Nieuwenhagen),
poot:
poeətə (Q117p Nieuwenhagen),
poĕt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 27996 |
voet van de pijler |
pijlervoet:
[pijler]vōt (Q117p Nieuwenhagen
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Maurits])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
| 25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
vōōt (Q117p Nieuwenhagen)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 19812 |
voetenbankje |
voetbankje:
vootbènsjke (Q117p Nieuwenhagen),
voetenbankje:
t vootebenksjke (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 21199 |
voetganger |
voetganger:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
vōōtgèngər (Q117p Nieuwenhagen)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 23604 |
voetgebeden |
confiteor (lat.):
dr confiteor (Q117p Nieuwenhagen),
voetgebeden:
t vōōtgəbèt, mv. də vōōtgəbééëdə (Q117p Nieuwenhagen)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|