| 24359 |
spitsmuis |
spitsmuis:
WBD/WLD
sjpitsmōēs (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 22492 |
spitsroeden lopen |
spitsroeden lopen:
sjpetsroͅwə lōpə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 32749 |
spitten |
graven:
grãvǝ (Q117p Nieuwenhagen),
omgraven:
øm[graven] (Q117p Nieuwenhagen)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
| 24706 |
splitsing van de stam |
vork:
WBD/WLD
vòòrk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 28340 |
spoorploeg |
schenenploeg:
šenǝplōx (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Eisden])
|
De ploeg die verantwoordelijk is voor het aanleggen van nieuwe sporen en het onderhouden van de bestaande. [N 95, 697; monogr.]
II-5
|
| 28333 |
spoorspijker |
schenennagel:
šenǝnāl (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
Grote L-vormige spijker die men gebruikt om de rails van licht spoor op de houten dwarsligger te bevestigen. [N 95, 711]
II-5
|
| 21160 |
spoorweg |
gleis (du.):
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
glĕis (Q117p Nieuwenhagen),
spoor:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
sjpōōr (Q117p Nieuwenhagen),
spoorbaan:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
sjpōōrbaan (Q117p Nieuwenhagen),
spoorweg:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
sjpōōrwèg (Q117p Nieuwenhagen)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (Q117p Nieuwenhagen),
sporen:
špǭrǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
| 19359 |
spotten |
bezeiken:
bəzēēkə (Q117p Nieuwenhagen),
spotten:
sjpòttə (Q117p Nieuwenhagen)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 24249 |
spreeuw |
spraan:
sprao (Q117p Nieuwenhagen)
|
spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|