| 21799 |
ruziën |
slaande ruzie hebben:
sjlaoëndə rūūzie hāān (Q117p Nieuwenhagen),
sjlaoëndə rūūzie hà (Q117p Nieuwenhagen)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 21081 |
sabbelen |
knauwelen:
knòwele (Q117p Nieuwenhagen)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
| 23423 |
sacramentsaltaar |
sacramentsaltaar:
dr tsàkràmèntsàltāār (Q117p Nieuwenhagen),
sacramentshuisje:
t sakraments-hüske (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
(t)sàkrəmèntsdāāg (Q117p Nieuwenhagen),
Sacramentsdaag (Q117p Nieuwenhagen)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23425 |
sacramentshuisje |
sacramentshuisje:
t sakraments-hüske (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
Sacraments-processie (Q117p Nieuwenhagen),
sàkrəmēntsprósèssie (Q117p Nieuwenhagen)
|
De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23680 |
sacramentsweek |
sacramentsweek:
tsákrámèntswééëk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23321 |
sacristie |
sacristie:
de sakristi-j (Q117p Nieuwenhagen),
sàkristīē (Q117p Nieuwenhagen),
tsàkristīē (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 24372 |
salamander |
viervoet:
veervoot (Q117p Nieuwenhagen)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
| 31519 |
salmiaksteen |
salmiaksteen:
salmijakštē (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het blok salmiak waarlangs men vroeger de koperen bout streek, alvorens er soldeersel op aan te brengen. Salmiak of ammoniumchloride is een kleurloos zout, gevormd uit ammonia en zoutzuur. Het kan ook worden gebruikt om vuile soldeerbouten te reinigen. In Q 121 werd de soldeerbout schoongemaakt door hem even in afgelaten soldeerwater te houden. Dit was gemaakt uit zoutzuur waarin een stukje zink was opgelost. In L 321 werd met een kaars langs de soldeerbout gestreken, voordat het soldeersel erop werd aangebracht. [N 33, 201; N 64, 27d]
II-11
|