| 23276 |
vroegmis |
vroegmis:
deͅfrēxmez (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
| 19342 |
vrolijk |
levendig:
klein krisje waas èè bezinner lèvetig (of lèvendsjig) kèrelke doon¯r oppe bewaarsjoal zaat
lèvetig (L367p Neerglabbeek)
|
opgewekt
III-1-4
|
| 21276 |
vrouw |
vrouw:
vrouw (L367p Neerglabbeek)
|
vrouw [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
| 20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouwlie:
van vruimes of vruiw
vruili-j (L367p Neerglabbeek),
wijf:
een plattere en en vaak ook pej. vorm voor vruiw
wi-jf (L367p Neerglabbeek)
|
vrouw || vrouwvolk
III-2-2
|
| 24354 |
vrouwelijk dier |
vrouwtje:
vruike (L367p Neerglabbeek)
|
vrouwelijk dier
III-4-2
|
| 34059 |
vrouwelijk kalf |
rind:
rɛi̯njtjš (L367p Neerglabbeek),
vaarzenkalf:
vɛ̄.rzǝ[kalf] (L367p Neerglabbeek)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
| 34396 |
vrouwelijk lam |
germ:
gɛrm (L367p Neerglabbeek)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
| 34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gęrǝm (L367p Neerglabbeek),
ou:
ø̜̄u̯ (L367p Neerglabbeek)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
| 34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zūi̯.x (L367p Neerglabbeek),
zūǝx (L367p Neerglabbeek)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 21920 |
vrouwelijke duif |
duivin:
døͅfen (L367p Neerglabbeek),
wijfje:
wifkə (L367p Neerglabbeek),
wīfke (L367p Neerglabbeek)
|
Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|