| 21795 |
verwensen |
naar de weerlist wensen:
nao de waerlist winse (L294p Neer),
verwensen:
verwinse (L294p Neer)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 28483 |
verzegeld broed |
gesloten broed:
gesloten broed (L294p Neer),
gesloten dop:
gesloten dop (L294p Neer)
|
Gesloten broed. Het stadium van het broed waarbij de larf volgroeid is. De cel wordt door de werkbijen afgedekt met zegelwas. De larf kan zich gaan verpoppen. [N 63, 25b; N 63, 20a; N 63, 23d; N 63, 23a]
II-6
|
| 28650 |
verzegelde honing |
verzegelde honing:
verzegelde honing (L294p Neer)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
| 21806 |
verzoek |
aanhouden:
aanhao (L294p Neer),
aanhaoje (L294p Neer),
bede:
bae (L294p Neer),
baeje (L294p Neer)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 18931 |
verzuimen |
nalaten:
naolaote (L294p Neer),
verzuimen:
verzoeme (L294p Neer)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 23312 |
vespers |
vesper (lat.):
s zondags
də vespər (L294p Neer)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
| 18277 |
vest |
wambuisje:
wéémeske (L294p Neer)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18533 |
vestzakje |
wambuistasje:
wéémestèske (L294p Neer)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 34274 |
vetmesten |
mesten:
mē̜stǝ (L294p Neer)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
| 28543 |
vetvliegen |
vetvliegen:
vetvliegen (L294p Neer)
|
Het snel volvliegen door de bijen van korf of kast met honing bij goed honingweer. [N 63, 47c]
II-6
|