| 21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtèèmpele (Q196p Mheer),
Karte 422.
stempel(e)n (Q196p Mheer),
Slechts twee keer is een tegenstelling ontstaan tussen Nederlands-Limburg en de Voerstreek enerzijds, en Oud-Belgisch-Limburg anderzijds:
stempelen (Q196p Mheer)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempelen || stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
| 22663 |
stemvork |
stemvork:
sjtimveurk (Q196p Mheer)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
| 19893 |
stenen omheining |
muur:
mōēr (Q196p Mheer)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
| 19522 |
stenen pot, keulse pot |
pot:
pot (Q196p Mheer)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
| 20323 |
sterven |
kapotgaan:
WLD
kapot gooë (Q196p Mheer),
sterven:
schterve (Q196p Mheer),
shterve (Q196p Mheer),
štɛrəvə (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-2-2, III-4-2
|
| 21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
vullig:
völlig (Q196p Mheer)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
| 20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
sjteëfdoojter (Q196p Mheer)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
sjteëfkīēnder (Q196p Mheer)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
sjteëfmôodder (Q196p Mheer),
vroeger
sjteëfmoor (Q196p Mheer)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20338 |
stiefouders |
stiefouders:
sjteëfowwersj (Q196p Mheer)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|