| 20664 |
soep |
soep:
soep (L209p Merselo),
Dat is nog s suupke: Dat is soep van goede kwaliteit/Goede vloeibare kost De soep wert nie zó hét ge-aete, as ze wert òpgedi‰nd
soep (L209p Merselo)
|
soep [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 20883 |
soepgroente |
soepengroen:
soepegruūn (L209p Merselo)
|
soepgroente
III-2-3
|
| 19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soeptrien (L209p Merselo)
|
soepterrine
III-2-1
|
| 20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soep(e)vlaes (L209p Merselo)
|
soepvlees
III-2-3
|
| 18196 |
sok |
sok:
zok (L209p Merselo)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
| 21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (L209p Merselo)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
| 21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (L209p Merselo)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
| 23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
soldaotekerkhof (L209p Merselo)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 31504 |
solderen |
solderen:
sǫldiǝrǝ (L209p Merselo)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
| 32576 |
soorten van dierlijke mest |
geitemest:
gęi̯tǝ[mest] (L209p Merselo),
hennemest:
hęnǝ[mest] (L209p Merselo),
koemest:
ku[mest] (L209p Merselo),
paardsmest:
pɛ ̝rts[mest] (L209p Merselo),
schaapsmest:
sxǫps[mest] (L209p Merselo),
varkensmest:
vē̜rǝkǝs[mest] (L209p Merselo)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|