| 18196 |
sok |
sok:
ich loup altet op m⁄n sokke es ich toes bin. Mien vrouw sjtrik eedere kier nu veut d⁄raan (Q099p Meerssen),
zok (Q099p Meerssen),
zuk (Q099p Meerssen),
zòk (Q099p Meerssen),
zök (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
| 18338 |
sokophouder |
sokophouder:
zòkophouwersch (Q099p Meerssen)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21287 |
soldaat |
soldaat:
suldo.t (Q099p Meerssen)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
| 21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (Q099p Meerssen)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
| 23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
e seldoate kèrkef (Q099p Meerssen)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 29065 |
sousbras |
zweetlap:
žwęjtlap (Q099p Meerssen)
|
Schuingesneden zemen of gummi lapje, in de armsgaten van japonnen en mantels gedragen tegen het doorzweten in de oksels. [N 59, 132]
II-7
|
| 34576 |
spaak |
speek:
špęi̯k (Q099p Meerssen),
speken:
špęi̯kǝ (Q099p Meerssen)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
| 32750 |
spade, spitschop |
graafschup:
grāf[schup] (Q099p Meerssen),
schup:
šø̜p (Q099p Meerssen)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
| 29126 |
spaken van het drijfwiel |
speken:
(enk)
špęjk (Q099p Meerssen)
|
[N 34, B8; N 34, B9]
II-7
|
| 17830 |
spannen |
spannen:
sjpanne (Q099p Meerssen)
|
spannen [SGV (1914)]
III-1-2
|