| 24219 |
oeverzwaluw |
oeverzwalber:
oeverzjwalleber (Q099p Meerssen)
|
oeverzwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|
| 23408 |
offerblok |
offerstok:
offersjtok (Q099p Meerssen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23639 |
offergang |
offergang:
offergank (Q099p Meerssen)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23409 |
offergeld |
offergeld:
offergelt (Q099p Meerssen)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblikje:
auge(n)blikske (Q099p Meerssen),
auwgenblikske (Q099p Meerssen),
oogeblikske (Q099p Meerssen)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
| 33558 |
okkernoot |
boomnoot:
-
boumnoot (Q099p Meerssen),
dikke noot:
-
dikke neut (Q099p Meerssen),
noot:
neut (Q099p Meerssen),
noot (Q099p Meerssen),
-
noot (Q099p Meerssen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
| 23227 |
oksaal |
oksaal:
oksaol (Q099p Meerssen)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 17636 |
oksel |
onder de arm:
oonder den érm (Q099p Meerssen)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 20547 |
olie |
vleessmout:
(oud).
vlies sjmaut (Q099p Meerssen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 30614 |
olieverf |
olieverf:
ōli[verf] (Q099p Meerssen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|