| 23752 |
laten wijden |
het veld zegenen:
`t velt zegene (Q099p Meerssen),
laten inzegenen:
loate inzegene (Q099p Meerssen),
laten wijden:
loate wieje (Q099p Meerssen),
laten zegenen:
loate zegene (Q099p Meerssen)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 25036 |
lawaai maken |
laweit maken:
lawêît make (Q099p Meerssen),
leven maken:
leve make (Q099p Meerssen)
|
lawaai maken [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 25035 |
lawaai, herrie |
laweit:
lawêî(t) (Q099p Meerssen)
|
lawaai [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 18356 |
lederen pantoffel |
pantoffel:
pèntooffel (Q099p Meerssen)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 20479 |
leeftijd, ouderdom |
leeftijd:
oowe is zeer moeilijk leesbaar, kan ook oare zijn; geer loupt nog flink veur ne minsj van oowe
lèftiet (Q099p Meerssen)
|
U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
| 24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lèg (Q099p Meerssen),
lêg (Q099p Meerssen),
ps. of toch omspellen volgens Frings: [lg]?
läg (Q099p Meerssen)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
| 18920 |
leegloper |
leegloper:
lêgluiper (Q099p Meerssen)
|
leeglooper [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 19365 |
leep, doortrapt |
leeps:
leepsj (Q099p Meerssen)
|
leep [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 30796 |
leerlooier |
leerlooier:
lę̄rlø̄jǝr (Q099p Meerssen)
|
Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.]
II-10
|
| 30861 |
leest |
leest:
lęjs (Q099p Meerssen)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|