| 28624 |
de koningin knippen |
de moer knippen:
de moer knippen (L372p Maaseik)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
| 28630 |
de koningin merken |
tekenen:
tęjkǝnǝ (L372p Maaseik)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|
| 32732 |
de laatste voor ploegen |
(de leste voor) uitploegen:
ūtplōgǝ (L372p Maaseik)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
| 22538 |
de mei vieren |
de mei steken:
de mei stieëken (L372p Maaseik),
mei vieren:
mei veeren (L372p Maaseik)
|
de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] || de tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphau̯tǝ (L372p Maaseik),
ǫphōu̯wǝ (L372p Maaseik)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
| 34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lōtǝ lōpǝ (L372p Maaseik),
lǭtǝ lōu̯pǝ (L372p Maaseik)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
| 33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L372p Maaseik)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
| 33872 |
de merrie is niet drachtig |
(ze) draagt niet:
drø̄x nēt (L372p Maaseik),
gust:
gøst (L372p Maaseik
[(onvruchtbaar)]
),
leeg:
lɛ̄x (L372p Maaseik)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
| 25515 |
de oven op temperatuur brengen |
heetstoken:
hęjt stūkǝ (L372p Maaseik),
wit moeten uitslaan:
(de hemel) mot wet ūtslun (L372p Maaseik)
|
Voor het bakken moet de oven op tempera-tuur gebracht worden. Volgens de informant van L 269a is die juiste temperatuur ± 200°C. De laatste twee woordtypen geven de benaming voor die goede hitte. Volgens verschillende informanten moet de oven zo lang gestookt worden, totdat de wanden of de hemel van de oven wit worden. Met de vrije hand werd vroeger gecontroleerd of de baklucht heet genoeg was (volgens informant van L 291), tegenwoordig gebeurt dat controleren met de thermostaat (volgens informant van Q 121). [N 29, 9; N 29, 10]
II-1
|
| 25521 |
de oven reinigen |
wissen:
wɛsǝ (L372p Maaseik)
|
Het object "oven" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 12c; OB 2, 2c add.; monogr.]
II-1
|