| 21267 |
woord |
woord:
wūərt (L372p Maaseik)
|
woord [ZND m]
III-3-1
|
| 34202 |
wormbulten |
aambetelen:
āmbęi̯tǝlǝ (L372p Maaseik),
bulten:
(enk)
bølt (L372p Maaseik),
gezwel:
gǝzwęl (L372p Maaseik)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
| 20853 |
worst |
saucijs:
sesies (L372p Maaseik),
rauw
səsy(3)̄s (L372p Maaseik),
worst:
wōst (L372p Maaseik),
wūrs (L372p Maaseik)
|
worst [ZND 04 (1924)], [ZND 21 (1936)], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
| 25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wūrs mākǝ (L372p Maaseik)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
| 22430 |
worstelen |
worstelen:
wôrstele (L372p Maaseik)
|
Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
| 20709 |
worstenbroodje |
kerstweggetje:
Syst. Frings
kīrsweͅkskə (L372p Maaseik),
worstenbroodje:
woͅrstəbry(3)̄tšə (L372p Maaseik)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
kleinkappen:
klɛjnkapǝ (L372p Maaseik)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
| 32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L372p Maaseik)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
| 20733 |
wortelenvlaai |
moerenvlaai:
mūrəvlāj (L372p Maaseik)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33718 |
wortelklomp van een struik |
wortelstronk:
wǫrtǝlstruŋk (L372p Maaseik)
|
[N 27, 9c]
I-8
|