| 32891 |
daverwaat |
klapperwatig:
klapǝrwǭu̯ǝtex (K278p Lommel)
|
Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.]
I-3
|
| 23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
abselutie geven (K278p Lommel)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 32570 |
de akker bewerken |
labeuren:
labø̜̄rǝn (K278p Lommel),
zwaar werk doen:
zwǭr wɛrǝk˱ døn (K278p Lommel)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|
| 23256 |
de avond luiden |
de avondklok luiden:
de aovondklok luidt (K278p Lommel),
de klok luiden:
de klok luijt (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
de uren luiden:
de uren luidt (K278p Lommel)
|
De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
| 17855 |
de berg afrollen |
aftrullen:
den berg aftrullen (K278p Lommel)
|
de berg afrollen [ZND 41 (1943)]
III-1-2
|
| 25432 |
de buik opensnijden |
doorsnijden:
dø̜rsnɛjǝ (K278p Lommel)
|
De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.]
II-1
|
| 23888 |
de catechismusles bijwonen |
in de lering zijn:
in de lering zijn (K278p Lommel),
naar de lering gaan:
na de lering gaan (K278p Lommel)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23892 |
de catechismusles verzuimen |
niet naar de lering gaan:
nie na de lering gaan (K278p Lommel)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 24052 |
de communie brengen aan een zieke |
ons heer brengen:
os heer brengen (K278p Lommel)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 20395 |
de echtelijke staat |
getrouwd leven, het -:
getrouwd leven (K278p Lommel)
|
de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)]
III-2-2
|