| 33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
kling:
kleŋk (K278p Lommel),
vazel:
vǫu̯ǝzǝl (K278p Lommel),
vǫǝzǝl (K278p Lommel)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
| 19489 |
valgordijn, rolgordijn |
store (fr.):
stoͅu̯ər (K278p Lommel)
|
rolgordijn
III-2-1
|
| 17822 |
vallen |
vallen:
vallen (K278p Lommel),
[~an]
vallen (K278p Lommel)
|
vallen [ZND m]
III-1-2
|
| 19051 |
vals |
vals:
vàls (K278p Lommel)
|
vals
III-1-4
|
| 22333 |
vals spel |
foertelarij:
foertelarij (K278p Lommel)
|
oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 22331 |
vals spelen |
foertelen:
foertelen (K278p Lommel),
Fr. foutre. Foertelen is de frequentatief van een onbekend *foerten; foutre > *foerten > foertelen (metathesis van t en r).
furtələn (K278p Lommel),
foetelen:
België en Nederland.
futələ (K278p Lommel)
|
Oneerlijk spelen. || Vals spelen. || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 22332 |
valsspeler |
foertelaar:
foertelaar (K278p Lommel)
|
iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 29982 |
valsteiger |
valstelling:
val[stelling] (K278p Lommel)
|
Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.]
II-9
|
| 23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van den duvel bezeten (K278p Lommel)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lē̜g af (K278p Lommel),
van de leg afraken:
van dǝ lęx afrāʔǝ (K278p Lommel)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|