| 22014 |
duivenmand |
kooi:
ən kūj (L422p Lanklaar)
|
Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
| 22090 |
duivenslag |
slag:
slaag (L422p Lanklaar),
slā.ch (L422p Lanklaar),
slā.x (L422p Lanklaar)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
| 24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duif:
dif (L422p Lanklaar),
zij:
zéj (L422p Lanklaar)
|
duif, wijfje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
| 18006 |
duizelig |
dol:
dul (L422p Lanklaar),
duizelig:
duzelig (L422p Lanklaar)
|
duizelig [ZND 01 (1922)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
| 34239 |
dunne melk |
blauwe melk:
blǭu̯w mɛlǝk (L422p Lanklaar),
zwakke melk:
zwākǝ mɛlǝk (L422p Lanklaar)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
| 18685 |
dunne sjaal |
dunne sjaal:
dønə šāÒl (L422p Lanklaar),
sjaal:
šāl (L422p Lanklaar)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18366 |
dunne wollen kous |
dunne kous:
dön koͅusə (L422p Lanklaar)
|
kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18332 |
dunne zijden dameskous |
zijden kous:
zējə koͅusə (L422p Lanklaar)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18333 |
dunne zwarte rouwkous |
zijden rouwkous:
zējə roͅuwkoͅusə (L422p Lanklaar)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 19310 |
durven |
durven:
dörvë (L422p Lanklaar)
|
durven [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|