| 23307 |
priestersteek met ronde luifel |
pastoorshoed:
pəstuwərshuət (P055p Kermt)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
| 22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ.is (P055p Kermt)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
| 33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pękdrou̯ǝt (P055p Kermt)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
| 22356 |
priktol |
dop:
dop (P055p Kermt)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
| 21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
zjə krècht ə prosēs vərbaol (P055p Kermt)
|
Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
| 19272 |
profiteren |
gebruik maken:
van de kans gebruik maken (P055p Kermt),
profiteren:
van de okkaze profiteeren (P055p Kermt)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
| 18190 |
pronkveer op een hoed |
hoedenpluim:
[sic, ?-pluim (vgl. WNT hooipluim?)]
hiplōͅym (P055p Kermt),
pluim:
plowm, plejmkə (P055p Kermt),
plø͂əm (P055p Kermt)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
schaep (P055p Kermt),
sxāp (P055p Kermt),
sxāəp (P055p Kermt)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] || voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
| 18926 |
prutsen |
prutselen:
prutselen aan het eten (P055p Kermt)
|
prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
| 18908 |
prutser |
neuker:
djeje zijt ne neeker (P055p Kermt),
prutselaar:
ne prutseleer (P055p Kermt)
|
prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|