| 22355 |
van zijn plaats rollen |
aflopen:
afgeloepe (P219p Jeuk),
omvallen:
(umvalle) (P219p Jeuk)
|
van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen] [N 112 (2006)] || Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
kat:
kat (P219p Jeuk),
pakker:
pakker (P219p Jeuk)
|
de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)] || De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
clapet (fr.):
klampetten (P219p Jeuk)
|
Hoe heet een van de daarbij scharnierende draden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
da es naturlek (P219p Jeuk),
da es natuurlek (P219p Jeuk),
natuurlek (P219p Jeuk)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] || vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24518 |
varen (alg.) |
kammetjes:
kèmmekes (P219p Jeuk),
varen:
vare (P219p Jeuk)
|
Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 34297 |
varken |
varken:
vęrǝkǝ (P219p Jeuk),
vɛrǝkǝ (P219p Jeuk)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34328 |
varken met een doorgezakte rug |
zoubuik:
zǫu̯buk (P219p Jeuk)
|
[N 76, 19]
I-12
|
| 34327 |
varken met een te hoge rug |
bult:
bult (P219p Jeuk)
|
[N 76, 18]
I-12
|
| 34301 |
varken met hangende oren |
landvarken:
lā.ntvē̜rǝkǝ (P219p Jeuk)
|
Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a]
I-12
|
| 34302 |
varken met staande oren |
york:
jørɛk (P219p Jeuk)
|
Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b]
I-12
|