| 29950 |
breekhamer |
kaphamel:
kaphāmǝl (L414p Houthalen)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a]
II-9
|
| 18786 |
breien |
strikken:
kousen strikken (L414p Houthalen),
strekə (L414p Houthalen)
|
breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 18787 |
breinaald |
strikijzer:
streͅkēͅzər (L414p Houthalen),
strikijzers (L414p Houthalen)
|
breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 17803 |
breken |
breken:
briəkən (L414p Houthalen)
|
breken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 24475 |
brem |
brem:
-
bre:m (L414p Houthalen),
breem (L414p Houthalen)
|
brem [DC 47 (1972)] || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
| 17804 |
brengen |
brengen:
brenŋən (L414p Houthalen)
|
brengen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretels (L414p Houthalen),
brətels (L414p Houthalen),
brəteͅlə (L414p Houthalen)
|
bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
| 18099 |
breuk |
breuk:
br"k (L414p Houthalen),
breuk (L414p Houthalen)
|
een breuk [ZND A2 (1940sq)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
| 21250 |
brief |
brief:
brî:v (L414p Houthalen)
|
brief [RND]
III-3-1
|
| 21205 |
briefkaart |
postkaart:
ps. omgespeld volgens Frings!
poͅska͂rt (L414p Houthalen)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|