| 17854 |
uitglijden |
uitritsen:
aotritsen (L414p Houthalen),
uitschampen:
aatschampen (L414p Houthalen),
oͅuwtsxampən (L414p Houthalen),
uoͅtsxampə (L414p Houthalen)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ǭ.tkō.mǝ (L414p Houthalen)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
| 21953 |
uitkomen van de eieren |
kippen:
kippe (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 28481 |
uitkomen van het broed |
doorbijten:
dōrbę̄tǝ (L414p Houthalen)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
| 21391 |
uitleggen |
holler maken:
hōlǝr mākǝ (L414p Houthalen),
uitleggen:
uitleggen (L414p Houthalen)
|
Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7
|
| 22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
kijken wie mag opgaan:
vië zullen iërst kieken wie moog opgaan (L414p Houthalen),
schraampje houwen:
wij zullen eerst schermke hooen (L414p Houthalen)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
| 21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
ter lijk bidden:
ter līĭk bējen (L414p Houthalen)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
| 21445 |
uitschelden |
uitschijten:
imant uōͅwətschēͅtə (L414p Houthalen),
verwijten:
imant vərwētə (L414p Houthalen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
| 25770 |
uitslaan |
uitslaan:
ǫwtsloan (L414p Houthalen)
|
Een onderdeel van een werkstuk in volle grootte op papier uittekenen. Zie ook het lemma "uitslaan" in Wld II.9, pag. 103. [N 64, 91; N 66, 27]
II-11
|
| 18108 |
uitslag onder de neus |
uitslag:
outslaag (L414p Houthalen)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|