21878 |
billijk |
billijk:
billik (L246p Horst)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21820 |
binnensmonds praten |
murmelen:
mörmele (L246p Horst)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
32387 |
binnenspie |
bankblok:
baŋk˱blǫk (L246p Horst)
|
De houten spie die tussen het in de heulbank geplaatste paar klompen wordt geslagen. De binnenspie dient om de klompen onderling een evenwijdige stand te geven. Zie ook afb. 239. Vaak wordt de binnenspie als laatste ingeslagen; hij zet dan het geheel van klompen en zetklossen definitief vast. Zie ook het lemma ɛsleutelɛ.' [N 97, 15; A 29a, 6b]
II-12
|
18225 |
binnenstebuiten |
krangs:
krangs (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] || krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)]
III-1-3
|
28837 |
binnenvoering |
linnen:
lenǝ (L246p Horst),
stoom:
stuǝm (L246p Horst)
|
Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133]
II-7
|
29044 |
binnenvoering innaaien |
aannaaien:
annē̜jǝ (L246p Horst)
|
Het innaaien van de binnenvoering. [N 59, 118]
II-7
|
19352 |
bits |
snauwend:
snauwend (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
18635 |
bivakmuts |
bivakmuts:
bivakmuts (L246p Horst)
|
bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25437 |
blaas van een geslacht varken |
blaas:
blǭs (L246p Horst)
|
De blaas van het varken wordt voor verschillende doeleinden gebruikt volgens de respondenten. Men smeert er werkschoenen mee in of de houtzaag. Als heelmiddel wordt hij op een gekneusde plek gelegd. Men vangt er vogels mee of men doet er bloedworst in; zelfs brandewijn wordt ermee gesmokkeld. Hij kan functioneren als ijszak voor een zieke of als afsluiting voor levensmiddelen. Vaak dient de gedroogde blaas als tabakszak of geldzak. Opgeblazen en gedroogd is hij een voetbal voor de jeugd. Men maakt er kunstdarmen van en heel bekend is het gebruik ervan bij het Carnaval als "foekespot" of "rommelspot". Kan men er echt niets mee doen, dan wordt ie weggesmeten. [N 28, 73; N 28, 74; monogr.]
II-1
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blāād (L246p Horst)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|