| 17706 |
ontlasting hebben |
afgaan:
aafgaon (L426z Holtum),
kakken:
kakke (L426z Holtum),
schijten:
sjiete (L426z Holtum)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
| 33002 |
ontsmettingsmiddel |
ontsmettingsmiddel:
ǫntšmęteŋsmedǝl (L426z Holtum)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
| 17927 |
onvast ter been (zijn) |
wankelachtig:
wankelechtich (L426z Holtum)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stęi̯bok (L426z Holtum)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
| 25119 |
onweersbui |
hommelweer met regen:
hommelweer met regen en storm (L426z Holtum)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 25176 |
onweerx |
hommelweer:
hommelweer (L426z Holtum)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
onzelievevrouw:
ooze leeve vrouw (L426z Holtum)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vaader (L426z Holtum),
paternoster:
pater noster (L426z Holtum, ...
L426z Holtum),
paternoster (L426z Holtum)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23720 |
onzevaderkralen |
kralen van het onzevader:
kralle van het onze vader (L426z Holtum)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20736 |
ooftvlaai |
ooftenvla:
Syst. WBD
euftevla (L426z Holtum)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|