| 17626 |
glazuur |
glazuur:
glazuur (P188p Hoepertingen)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
| 26355 |
gleuf |
l-vorm:
ɛl-vø̜rǝm (P188p Hoepertingen)
|
De groef in de sluisstijlen waarin de sluisdeuren passen. De deuren van de maalsluis dalen in het algemeen schuin naar beneden, terwijl de deuren van de wendsluis gewoonlijk loodrecht tegen de T-vormige sluisstijlen op en neer kunnen bewegen. De woordtypen rabat (P 53, P 57, P 58), winkelhaak (P 50) en lat (Q 83) zijn specifiek van toepassing op de T-vormige uitsparing in de sluisstijlen van de wendsluis. [Vds 51; Jan 45; Coe 33; Grof 54]
II-3
|
| 22376 |
glijbaan |
reddelberg:
reddelberg (P188p Hoepertingen),
/
reddelberg (P188p Hoepertingen)
|
/ [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 17853 |
glijden |
sleuren:
slyjrə (P188p Hoepertingen),
slørə (P188p Hoepertingen),
slørən (P188p Hoepertingen)
|
glijden [ZND 01 (1922)] || hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
| 18879 |
glimlachen |
in zijn vuist lachen:
in er vouws lache (P188p Hoepertingen)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
| 24316 |
glimworm |
vuurmade:
ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299
vijjərmoͅwə (P188p Hoepertingen)
|
glimworm [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
| 23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (P188p Hoepertingen)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 18957 |
gluiperd |
valserik:
valsərik (P188p Hoepertingen)
|
gluiperd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 23426 |
godslamp |
godslamp:
godslamp (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 34172 |
goed liggen |
goed:
gūt (P188p Hoepertingen)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|