| 32957 |
derde hooioogst |
nagras:
nagrās (L326p Grathem)
|
Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d]
I-3
|
| 28511 |
derdeling |
derdeling:
dɛrdǝleŋ (L326p Grathem),
derdelingetje:
dɛrdǝleŋskǝ (L326p Grathem)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
| 19167 |
deugniet |
bengel:
bengəl (L326p Grathem),
deugniet:
dueuchneet (L326p Grathem),
vlegel:
vlie-eegel (L326p Grathem)
|
deugniet [DC 11 (1942)]
III-1-4
|
| 18291 |
deuk in een hoed |
dumpel:
dumpel (L326p Grathem)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 33451 |
deurtje in een poortvleugel |
nevenpoortje:
n‚ēvǝpø̄rtjǝ (L326p Grathem),
poortdeurtje:
pǫrt˱dø̄rkǝ (L326p Grathem),
schuurdeurtje:
šø̄rdø̄rkǝ (L326p Grathem),
schuurpoortje:
šø̄rpø̄rtjǝ (L326p Grathem)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
| 21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (L326p Grathem)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (L326p Grathem)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
| 21310 |
dief |
dief:
deef (L326p Grathem)
|
dief [DC 11 (1942)]
III-3-1
|
| 21753 |
dienstplicht doen |
opkomen:
opkómmə (L326p Grathem)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 24300 |
dier, beest |
beest:
béist (L326p Grathem)
|
beest
III-4-2
|