| 20637 |
boterham |
boterham:
botram (L326p Grathem),
botteram (L326p Grathem)
|
Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
bam (L326p Grathem)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
botteram met kees (L326p Grathem)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20715 |
boterham met vet |
smouer:
sjmouer (L326p Grathem)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boerenboterham:
boorebotteram (L326p Grathem)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 19517 |
botervlootje |
botervloot:
boetervloot (L326p Grathem)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20527 |
bouillon |
broei:
Breuj = vleesnat
breuj (L326p Grathem),
Breuj: greuntje- of vleisnaat
breuj (L326p Grathem)
|
Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33644 |
bouwland |
land:
lanjtj (L326p Grathem),
veld:
vɛljtj (L326p Grathem),
vɛlt (L326p Grathem),
vɛ̄ljtj (L326p Grathem)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 26306 |
bovenbonkelaar |
bonkelaar:
bonkelaar (L326p Grathem)
|
De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.]
II-3
|
| 33449 |
bovendeur |
bovenste slag:
bø̄vǝ(n)stǝ slāx (L326p Grathem),
bōvǝstǝ slāx (L326p Grathem)
|
Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c]
I-6
|