| 21898 |
kooplustig |
gaarne gelden (ww.):
(ww.).
g‧eͅar geͅ.lə (Q202p Eys),
koopachtig:
koopachtig (Q202p Eys)
|
graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 21899 |
kooplustige vrouw |
<omschr.> die gaat maar uit:
di g‧iət m‧ɛr ū.t (Q202p Eys),
een lok in de hand:
di ha.t ˂ə loͅ.ak e.n də h‧ɛŋ (Q202p Eys),
loak in de heng (Q202p Eys)
|
een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 21499 |
kooppenning |
handgeld:
handgeld (Q202p Eys),
o.
ha.nt˃geͅ.lt (Q202p Eys)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 21400 |
koopwaar |
waar:
gow waar (Q202p Eys),
waar (Q202p Eys),
v.
w‧ār (Q202p Eys)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 23216 |
koor |
koor:
kōēwr (Q202p Eys)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23435 |
koorbank |
koorbank:
koerbank (Q202p Eys)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23434 |
koorgestoelte |
monikkenbanken:
monnike benk (Q202p Eys)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23541 |
koorhemd |
superplie:
superplie (Q202p Eys)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23540 |
koorkap |
koorkap:
koerkap (Q202p Eys)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koorstoal (Q202p Eys)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|