| 21961 |
te veel voederen |
te veel voederen:
tə v".l v‧ōrə (Q202p Eys),
Opm. invuller noteert hier "voere"(voor voederen), en niet "voore"!
te vael voere (Q202p Eys)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: te veel voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21962 |
te weinig voederen |
te weinig voederen:
tə w‧iənex v‧ōrə (Q202p Eys),
Opm. invuller noteert hier "wienig"(voor weinig), en niet "winnig"(zoals antwoord bij vraag 161!).
te wienig gevoord (Q202p Eys)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: te weinig voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 24385 |
teek |
teek:
WLD
teek (Q202p Eys)
|
teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 34343 |
teeldriftig |
dekrijp:
dękrīǝp (Q202p Eys)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.]
I-12
|
| 17680 |
teen |
teen:
tīējen (Q202p Eys),
tīējene (Q202p Eys),
tīən (Q202p Eys)
|
teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 29957 |
tegelsnijder |
tegelsnijder:
tēgǝlšniǝr (Q202p Eys)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
| 29958 |
tegeltang |
steentang:
štētaŋ (Q202p Eys)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
| 29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tegelzetter (Q202p Eys)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
| 22429 |
tegen de bal schoppen |
schoppen:
schoppen (Q202p Eys),
stoten:
sjtuətə (Q202p Eys),
treden:
treͅanə (Q202p Eys)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 28349 |
tegencilinder |
tegencilinder:
tę.agǝsil˙endǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De tegencilinder van de schudgootmotor. De invuller uit Q 15 merkt daarover op dat de tegencilinder alleen een luchtinlaat had. De lucht werd dus gecomprimeerd bij de optrekkende slag van de motor en gaf tegendruk om het geheel weer in de beginstand te brengen wanneer de motor de neergaande slag maakte. Soms werd een tegenmotor gebruikt als tegencilinder. De opgaven "bletser" van dezelfde respondent is terug te voeren op het feit dat zo''n tegencilinder een keffend geluid maakte. [N 95, 629; N 95, 613]
II-5
|