| 23815 |
driekoningenavond |
fnfte januar (du.):
vunnefde Januaar (Q202p Eys)
|
5 januari, Dertienavond. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23811 |
drievuldigheidszondag |
drievuldigheidszondag:
Drievuldigheidszondig (Q202p Eys)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 18866 |
driftig |
aufgeregt (du.):
o.p˃gər‧ēxt (Q202p Eys),
koppig:
koppig (Q202p Eys)
|
vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 22655 |
drijftol |
knool:
knool (Q202p Eys),
knoor:
knoor (Q202p Eys)
|
drijftol [SGV (1914)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
| 24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzand (Q202p Eys),
driefzank (Q202p Eys)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 22066 |
drinkbak |
zuipbak:
soepbak (Q202p Eys),
(m.).
zū.p˂ba.k (Q202p Eys)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de drinkbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dreŋkbak (Q202p Eys)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
| 33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkbak:
dreŋk˱bak (Q202p Eys)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
| 19726 |
drinkbus |
blik:
blę̄.ak (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.]
II-5
|
| 20499 |
drinken |
dorst lessen:
doësch lesschen (Q202p Eys),
drinken:
drinkə (Q202p Eys),
lessen:
lesse (Q202p Eys)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|