| 34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
eend:
ɛnt (Q119p Eygelshoven)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
| 34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
gans:
gǭs (Q119p Eygelshoven)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
| 34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
eendje:
ęntjǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
| 34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
gansje:
gø̜̄skǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
| 34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
hoen:
hon (Q119p Eygelshoven),
jiep, jiep, jiep:
jip, jip, jip (Q119p Eygelshoven)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
| 34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
koe:
kou̯ (Q119p Eygelshoven),
kom dè:
kōm dɛ (Q119p Eygelshoven)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
| 34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kud, kud, kud:
kø̜t, kø̜t, kø̜t (Q119p Eygelshoven),
kuusje:
kø̄škǝ (Q119p Eygelshoven),
kuutje, kuutje:
kytjǝ, kytjǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
| 34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalf:
kǫu̯f (Q119p Eygelshoven)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
| 34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloek, kloek:
kluk, kluk (Q119p Eygelshoven),
kuiken:
kȳkǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
| 34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q119p Eygelshoven),
varken:
vɛrkǝ (Q119p Eygelshoven)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|