| 20847 |
suiker |
suiker:
su̞kər (Q284p Eupen)
|
suiker [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
| 33230 |
suikerbiet |
reuben:
ryǝb (Q284p Eupen)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
| 20891 |
tabak |
toebak:
tubak (Q284p Eupen)
|
tabak
III-2-3
|
| 20616 |
tabak snuiven |
snuiven:
e.a. opgaven
šnu‧v.ə (Q284p Eupen)
|
tabak snuiven [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
| 20577 |
tabakspruim |
strangtoebak:
štraŋtubak (Q284p Eupen)
|
tabak in een rol
III-2-3
|
| 19667 |
tafel |
dis:
deš (Q284p Eupen),
deͅš (Q284p Eupen)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || tafel
III-2-1
|
| 19764 |
tafelkleed |
dissprei:
deššprēͅ (Q284p Eupen),
deššpreͅi̯ (Q284p Eupen),
sprei:
šprēͅ (Q284p Eupen),
špreͅi̯ (Q284p Eupen)
|
tafelkleed || Tischdecke, tafelkleed
III-2-1
|
| 19833 |
tafelpoot |
stempel:
štɛmpəl (Q284p Eupen)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
| 24494 |
tak (alg.) |
ast (du.):
ās (Q284p Eupen),
cf Ast
ās (Q284p Eupen),
tak:
ta.gə (Q284p Eupen)
|
tak [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
| 29147 |
tamboer |
tamboer:
tambuǝr (Q284p Eupen)
|
Een met een drijftrommel uitgeruste spinmachine. [monogr.]
II-7
|