e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(iets) zich niet aantrekken niet aandoen: də mott ech dat neet aandoone (Eupen) Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)] III-1-4
<naam> namensdag: namenstaag viere (Eupen), namensdag vieren: namenstaag viere (Eupen) Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)] III-3-2
[falie] voile (fr.): valjə (Eupen) falie [ZND m] III-1-3
aalmoes aalmoes: en almos (Eupen) aalmoes [ZND 32 (1939)] III-3-1
aambeeld amboss: a.mbǫs (Eupen) Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.] II-11
aanaarden heuvelen: hø̜vǝlǝ (Eupen), hogen: hȳgǝ (Eupen), h˙uǝgǝ (Eupen) Een dag of veertien na het poten wordt het opschietende onkruid van het aardappelveld weggehaald door er met een omgekeerde eg of een kettingeg overheen te gaan; tegelijkertijd wordt dan de grond rul gemaakt en dat bevordert de groei van de planten. Enige tijd later, wanneer de aardappelplantjes ongeveer 10 cm zijn opgeschoten, wordt er tussen de rijen geschoffeld om het onkruid te verwijderen; doorgaans met de schoffelmachine. Weer enige tijd later, vroeger rond 21 juni, wordt de grond rond de voet van de struikjes opgehoogd om de knolletjes die aan de oppervlakte groeien te beschermen. Deze knolletjes moeten goed onder de grond ziten; anders worden ze groen en zijn alleen nog als varkensvoer te gebruiken. Op sommige plaatsen echter werden die kleine groene knolletjes juist als pootgoed gebruikt. Dit ophogen wordt aanaarden genoemd en kan op verschillende manieren gebeuren, met de hak of met tenminste twee soorten aanaardploegen. In dit lemma staan de algemene termen voor het aanaarden bijeen. [N 12, 23; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L B2, 294; L 32, 4; Lu 5, 24b; monogr.; add. uit N 11A, 83; N 18, 42 en 43; A 44, 21] I-5
aandraaien fribbelen: fribǝlǝ (Eupen) Met de vingers de draden van de nieuwe ketting vastdraaien aan de restjes van de vorige ketting in kam en riet. [N 39, 78a] II-7
aandraaiplank knoopbred: knø̜pbręt (Eupen) De plank die over achterschei en doekboom gelegd wordt en waarop de wever dan plaatsneemt bij het aandraaien van de ketting. [N 39, 78b] II-7
aangeven, verklikken aandragen: aadrachə (Eupen) klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)] III-3-1
aanrecht aanrecht: arēͅt (Eupen) Anrichtbrett III-2-1