| 18626 |
klep (van pet) |
klep:
klèp (L430p Einighausen)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18200 |
klepbroek |
klepboks:
klepboks (L430p Einighausen)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 23215 |
klepel |
klepel:
klêpel (L430p Einighausen)
|
klepel [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (L430p Einighausen)
|
praten [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 21371 |
kletsen [snateren] |
snateren:
sjnatere (L430p Einighausen)
|
snateren [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 21337 |
kletswijf |
klappei:
Opm. klank van kei - kaij; lei - laij. Is scheldnaam voor babbelachtige vrouw.
klappaij (L430p Einighausen)
|
klappei [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 24536 |
klit |
klit:
klet (L430p Einighausen)
|
klis (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
| 18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L430p Einighausen),
klump (L430p Einighausen),
klumpe (L430p Einighausen),
klômp (L430p Einighausen)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)]
II-12, III-1-3
|
| 18245 |
klompschoen |
klompschoen:
klômpsjoon (L430p Einighausen),
klompschoen
klumpschjoon (L430p Einighausen)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 33675 |
kluit aarde |
kluit:
klȳt (L430p Einighausen),
klø̜t (L430p Einighausen),
knode:
knǭ (L430p Einighausen)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|