| 18690 |
trouwpak |
trouwkostuum:
trouwkosjtuum (Q198p Eijsden)
|
trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18169 |
trui |
tricot (fr.):
tricot (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18083 |
tuberculose |
t.b.:
t.b. (Q198p Eijsden)
|
Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a]
I-11
|
| 33506 |
tuinbonen |
dikke bonen:
ideosyncr.
dikke boene (Q198p Eijsden),
paardsbonen:
ideosyncr.
perds-boen (Q198p Eijsden)
|
Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33593 |
tuinkers |
cresson (fr.):
ideosyncr.
kresson (Q198p Eijsden)
|
Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33542 |
tuinkervel |
kervel:
ideosyncr.
kervel (Q198p Eijsden)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33615 |
tuinman, boomkweker |
snoeier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
šnøͅyjər (Q198p Eijsden)
|
[RND 08]
I-7
|
| 18710 |
tuinwant |
pijenhaas:
pije haase (Q198p Eijsden)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 19512 |
tuit |
tuitel:
teutel (Q198p Eijsden)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20116 |
turfmolm |
molm:
molm (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|