| 17910 |
spuiten |
spuiten:
schpuite (Q198p Eijsden)
|
spuiten [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 17819 |
staan |
staan:
schtoin (Q198p Eijsden)
|
staan [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 26166 |
staander |
staander:
štø̜̄ndǝr (Q198p Eijsden)
|
Het rechtopstaande deel van een omvallende kraag. [N 59, 123a]
II-7
|
| 20125 |
staart |
staart:
schtart (Q198p Eijsden),
štart (Q198p Eijsden),
stots:
štyts (Q198p Eijsden)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
| 21272 |
stad |
stad:
schtad (Q198p Eijsden),
štat (Q198p Eijsden)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 28377 |
stal |
stal:
šta.l (Q198p Eijsden),
štã.l (Q198p Eijsden),
štā.l (Q198p Eijsden)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
| 34203 |
stalklauwen |
stalpoten:
(enk)
stālput (Q198p Eijsden)
|
Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13]
I-11
|
| 19593 |
stallamp |
lucht:
stallantaarn
luuch (Q198p Eijsden)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24739 |
stam uit een haag |
stam:
ideosyncr.
schtam (Q198p Eijsden)
|
Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 24579 |
stam van de boom |
stam:
sjtam (Q198p Eijsden),
ideosyncr.
schtaam (Q198p Eijsden)
|
boomstam || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|