34482 |
tweeslachtige jonge kip |
loerhaan:
lūrhān (L381p Echt)
|
Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.]
I-12
|
33788 |
uier |
uier:
yi̯ǝr (L381p Echt),
ȳi̯ǝr (L381p Echt),
ȳr (L381p Echt)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
34157 |
uieren |
uieren:
ȳi̯ǝrǝ (L381p Echt)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
34089 |
uierkwartier |
kwart:
kwart (L381p Echt),
kwartier:
kǝrtēr (L381p Echt)
|
Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12]
I-11
|
29891 |
uitdragen |
uitdragen:
ūt˱drāgǝ (L381p Echt)
|
De pannen na het bakproces uit de oven halen. Zie ook het lemma ɛde oven leeghalenɛ.' [monogr.]
II-8
|
34189 |
uiterontsteking, mastitis |
uierontsteking:
yi̯ǝrontstē̜keŋ (L381p Echt)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
knoer:
knuǝr (L381p Echt)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
28972 |
uithalen van de doorslagsteken |
steek uithalen:
stēk uthǭlǝ (L381p Echt)
|
Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b]
II-7
|
21391 |
uitleggen |
(zoom) uitlaten:
zǫwm ūtlē̜tǝ (L381p Echt)
|
Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
(het) lijf uitgooien:
ǝt līf ūtgǭi̯ǝ (L381p Echt)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|