| 22373 |
wip |
wip:
/
wip (L421p Dilsen)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
| 33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (L421p Dilsen)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
| 18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
col (L421p Dilsen),
kraag:
kraag (L421p Dilsen)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
| 33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
star (L421p Dilsen)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
| 34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L421p Dilsen)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
| 33600 |
witlof |
witlof:
witlauf (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)]
I-7
|
| 33479 |
witte aalbes |
witte wiemerten:
witte wiemerten (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)]
I-7
|
| 20654 |
witte kool |
kabots:
kaboetse (L421p Dilsen),
kəbotsə (L421p Dilsen),
kabuits:
kebôêts (L421p Dilsen),
wit moes:
wet mōs (L421p Dilsen),
witmoes:
wit moos (L421p Dilsen)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): witte kool [N 71 (1975)]
I-7, III-2-3
|
| 24280 |
witte kwikstaart |
koeheerdje:
koeweertje (alg.) (L421p Dilsen),
kwikstaartje:
kwikstertje (alg) (L421p Dilsen)
|
kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
| 24574 |
witte waterlelie |
pompenblader:
-
pompeblaajer (L421p Dilsen)
|
witte waterlelie [DC 49a (1974)]
III-4-3
|