| 20537 |
roosteren |
roosteren:
rø͂ͅstərə (L245a Castenray)
|
roosteren
III-2-3
|
| 33534 |
rot, van fruit |
kaafrot:
kaafrot (L245a Castenray)
|
rot, helemaal —
I-7
|
| 20426 |
rouwband |
rouwband:
rowbând (L245a Castenray)
|
rouwband; smalle, zwarte band om de linkerarm
III-2-2
|
| 20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
dódsbriēf (L245a Castenray),
rouwbrief:
rowbriēf (L245a Castenray)
|
rouwbrief || rouwbrief, overlijdensbericht, rouwkaart
III-2-2
|
| 20424 |
rouwdragen |
rouwdragen:
voor nauwe bloedverwanten in de eerste graad (vader, moeder, man, vrouw, kinderen, broers, zusters) één jaar en zes weken. Voor de minder nauwe (ooms en tantes, grootvader, grootmoeder) zes weken
rowdrage (L245a Castenray)
|
rouwdragen, rouwen
III-2-2
|
| 20230 |
rouwkleding |
rouwgerei:
rowgrej (L245a Castenray),
rouwkleed:
rowklieëd (L245a Castenray)
|
rouwkleding || rouwkleed
III-2-2
|
| 20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
1. witte batisten muts, zonder kant, gedragen bij zware rouw (een jaar en 6 weken 2. witte tulen muts zonder kant, gedragen bij rouw in tweede graad of meer
rowmuts (L245a Castenray),
rouwtoer:
cf. VD fr. s.v. "atour"(tooi, opschik "boerendracht; half maanvormig hoofddeksel, samengesteld bij: 1. zware rouw: geheel van zwarte crêpe; 2. bij minder zware rouw: zwarte zijden linten en zwarte bloemen
rowtoēr (L245a Castenray)
|
hoofddeksel voor rouw (zie toel.) || rouwmuts (zie toel.)
III-2-2
|
| 20446 |
rouwsluier |
falie:
grote, zwarte doek, doe over het hoofd en het lichaam gedragen werd en ongeveer tot de grond reikte
falie (L245a Castenray),
fállie (L245a Castenray),
rouwdoek:
grote, zwarte doek, doe over het hoofd en het lichaam gedragen werd en ongeveer tot de grond reikte
rowdoēk (L245a Castenray)
|
rouwdoek
III-2-2
|
| 25041 |
roze (kleur) |
roos:
raos (L245a Castenray)
|
roze (kleur)
III-4-4
|
| 20846 |
rozijn |
pruimpje:
pruumkes (L245a Castenray),
rozijn:
rezien (L245a Castenray)
|
rozijn, gedroogde druif met pit || verzamelnaam voor krenten en rozijnen
III-2-3
|