| 20496 |
zich verslikken |
zich verslikken:
neet verkroppe (alleen figuurlijk gebruikt)
ziech verslikkə (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18819 |
zich vervelen |
zich vervelen:
ziech verveele (Q095a Caberg)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18842 |
zich verwonderen |
opkijken:
opkieke (Q095a Caberg),
verpapzakt zijn:
cf. WNT XX-I. kol. 1817, s.v. "verpapzakken". zie "; cf. WNT XIX, kol 218-220, s.v. "verbabbezakken - verbabzakken, verpapzakken"2. (veroud. behalve gewest. in Limb.) verbaasd, overbluft, verwonderd etc. staan
verpopzak zien (Q095a Caberg)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19257 |
zich zeer slecht gedragen |
de beest uithangen:
de bies oethange (Q095a Caberg)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelek (Q095a Caberg)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospitaol (Q095a Caberg),
klevarie:
N.a.v. de naam Calvarieberg.
Klevarie (Q095a Caberg)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 17644 |
zijde |
zij:
pijn in de zij (Q095a Caberg),
zeij (Q095a Caberg)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
snouve (Q095a Caberg),
snuiten:
snòtte (Q095a Caberg)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
prijzen:
prijze (Q095a Caberg),
stuiten:
stuute (Q095a Caberg)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19221 |
zijn woede luchten |
afreageren:
aofreageere (Q095a Caberg),
zich laten gaan:
ziech laote goon (Q095a Caberg)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|