| 19020 |
verbaasd |
verwonderd:
vərwònj⁄ərt (Q035p Brunssum)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 27646 |
verbandkamer |
verbandkamer:
vǝrbanjtjkāmǝr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Maurits])
|
Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.]
II-5
|
| 27647 |
verbandmeester |
verbandkerel:
vǝrbantkęal (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951]
II-5
|
| 21433 |
verbeuzelen |
verkallen:
vurkalln (Q035p Brunssum)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
vurbinju (Q035p Brunssum),
vərbinjə (Q035p Brunssum)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 25618 |
verbranden |
aanbranden:
agǝbrɛnt (Q035p Brunssum),
verbranden:
vǝrbrɛnǝ (Q035p Brunssum)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
| 18940 |
verbruien |
begaden:
begaajd (Q035p Brunssum),
verbruien:
verbruiju (Q035p Brunssum),
met volksetym. naar bruuje = iem. onverwachts n por geven
verbruuje (Q035p Brunssum),
zich verdoen:
zich vərdoeən⁄ (Q035p Brunssum)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21388 |
verdacht |
verdacht:
verdach (Q035p Brunssum),
verdachtig:
D
verdechtig (Q035p Brunssum)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 17932 |
verdacht rondlopen |
zwermen:
schwermu (Q035p Brunssum)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19377 |
verdieping |
verdieping:
vǝrdēpeŋ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.]
II-5
|