| 21244 |
schip |
schip:
sheĕp (Q035p Brunssum),
šiəp (Q035p Brunssum),
ie v pier
šjieep (Q035p Brunssum)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] || schip [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 21248 |
schipper |
schipper:
šipə (Q035p Brunssum)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
| 25045 |
schitteren |
schitteren:
shitturu (Q035p Brunssum)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 18341 |
schoeisel |
sloffen:
šlufǝ (Q035p Brunssum),
t leer]:
voutgetuug (Q035p Brunssum)
|
Naast het gebruikelijke schoeisel als schoenen en klompen draagt de bakker ook wel makkelijk inschietbare pantoffels. De informant van K 278 vermeldt dat het hier gaat om een soort pantoffel waarvan de zolen uit koord bestaan en waarvan het bovenstuk linnen is. [N 29, 102f] || schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
II-1, III-1-3
|
| 18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoen (Q035p Brunssum),
sjoon (Q035p Brunssum),
o met tweetopiig accent en vanzelf gerekt
šjon (Q035p Brunssum)
|
schoen [SGV (1914)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18369 |
schoen: spotnamen |
pratserd:
[sic] - vgl. Kerkrade Wb. (p. 229), Sittard Wb. (p. 326): pratsj, modder.
pratscherde (Q035p Brunssum)
|
schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
o kort
šjon (Q035p Brunssum)
|
schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 18347 |
schoenlepel |
schoensaantrekker:
schoonsaantrikker (Q035p Brunssum)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18185 |
schoenveter |
schoensriem:
schoons-reem (Q035p Brunssum),
sjoonsreem (Q035p Brunssum)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 22501 |
schoepen |
stropen:
sjtrøpə (Q035p Brunssum)
|
Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|