| 18557 |
capuchon |
kap:
kap (L360p Bree),
kāp (L360p Bree)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18067 |
cariës |
rotte tanden:
rotte tan (L360p Bree),
tandbederf:
tandbedörf (L360p Bree)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] || Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, rotte tanden, cariës). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
| 22439 |
carnavalsoptocht |
carnavalstoet:
karnəvalstut (L360p Bree)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 33749 |
castreren |
knijpen:
knēi̯pǝ (L360p Bree),
snijden:
snei̯ǝ (L360p Bree),
snii̯.ǝ (L360p Bree),
snii̯ǝ (L360p Bree),
snīǝ. (L360p Bree)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
| 23886 |
catechismus |
catechismus:
kattegismis (L360p Bree)
|
De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23889 |
catechismusles |
catechismusles:
kattegismislös (L360p Bree)
|
Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 29989 |
cement |
cement:
sǝmē̜nt (L360p Bree)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
| 32895 |
cementen strekel |
cementen streek:
sǝmę.ntǝ [streek] (L360p Bree)
|
Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82]
I-3
|
| 29999 |
cementmortel |
cementmortel:
sǝmęnt[mortel] (L360p Bree)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|
| 21451 |
cent |
cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
seͅnt (L360p Bree)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|