| 18631 |
alpinomuts |
alpin (fr.):
alpe͂ͅ (L360p Bree),
alpinomuts (<it.):
alpinomöts (L360p Bree),
blauwe pots:
blauw puuts (L360p Bree),
pots:
puts (L360p Bree)
|
alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
altoar (L360p Bree),
oppen altaor (L360p Bree),
oppen altoar (L360p Bree)
|
Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] || Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
| 23432 |
altaarretabel |
drieluik:
dri-jluuk (L360p Bree)
|
Een altaarretabel, -triptiek, -drieluik. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 24297 |
alver |
aveltje:
auwelke (L360p Bree)
|
alvermanneke (vis)
III-4-2
|
| 23441 |
ampullen |
ampullen (<lat.):
ampul (L360p Bree)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 18371 |
andere damesschoenen |
platte schoen:
platə šōn (L360p Bree)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 32786 |
andere eggen |
pin[eg]:
pen[eg] (L360p Bree)
|
Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.]
I-2
|
| 18659 |
andere nachtkleding |
babydoll:
betekenis: pyama voor vrouwen
bebidol (L360p Bree),
slaapkleed:
sloͅapkleͅit (L360p Bree)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18260 |
andere nachtkleding: nachtjas |
slaapjakje:
informant: voor oude vrouwen
sloͅapjeͅkskə (L360p Bree)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 33260 |
andere oude klaversoorten |
hazeklee:
hāzǝ[klee] (L360p Bree)
|
In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14]
I-5
|