| 17735 |
suizen van de oren |
suizen:
mien oere soeze (L269p Blerick),
tuiten:
mien oere toete (L269p Blerick),
toewte (L269p Blerick)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17978 |
sukkelen |
krankelijk zijn:
krenkelik (L269p Blerick),
pladeren:
plare (L269p Blerick)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18126 |
syfilis |
druiper:
druiper (L269p Blerick)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20772 |
taai-taai |
taai-taai:
taai taai (L269p Blerick)
|
taai-taai [N 29 (1967)]
III-2-3
|
| 25651 |
taai-taaiplank |
figuurtaaiplank:
figȳrtājplaŋk (L269p Blerick)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|
| 21826 |
taal |
taal:
taal (L269p Blerick)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 20745 |
taart |
taart:
taart (L269p Blerick),
Syst. WBD
taart (L269p Blerick)
|
taart [SGV (1914)] || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20891 |
tabak |
tabak:
tebak (L269p Blerick)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 20577 |
tabakspruim |
pruimtabak:
prōēm tabak (L269p Blerick),
prōēm tebak (L269p Blerick)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20589 |
tabakssap |
tabakzever:
tabakzeiver (L269p Blerick),
zever in de pijp:
zeiver in de piēp (L269p Blerick)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|