| 31941 |
elektrische handboormachine |
elektrische boormachine:
ēlɛktrišǝ bǫarmašiŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Draagbare boormachine met min of meer de vorm van een revolver, die wordt aangedreven door een elektromotor en met twee handen wordt vastgehouden. [N 53, 177]
II-12
|
| 31511 |
elektrische soldeerbout |
elektrische bout:
ēlɛktrišǝ bōts (Q121c Bleijerheide
[(vast en verstelbaar)]
)
|
Soldeerbout die verwarmd wordt door een elektrisch verwarmingselement. Zie ook afb. 187. [N 33, 195a-b; N 33, 202; N 64, 16c]
II-11
|
| 28366 |
elektromonteur |
elektricien:
ęlɛktrišę̄ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
ęlɛktrišę̄n (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg]),
elektrieker:
ęlɛktrikǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146]
II-5
|
| 31682 |
elleboog, bocht |
krümmer:
krømǝr (Q121c Bleijerheide
[(mv krømǝr)]
)
|
Gebogen pijp, die dient om een leiding in een andere richting te voeren, meestal in een hoek van 90°, soms ook van 45°. [N 64, 120d; monogr.]
II-11
|
| 18829 |
ellende (lijden) |
elend:
ieëlend (Q121c Bleijerheide),
ieëleng (Q121c Bleijerheide)
|
ellende
III-1-4
|
| 24504 |
els |
els:
eëls (Q121c Bleijerheide),
ɛls (Q121c Bleijerheide),
naaiels:
niǝnɛls (Q121c Bleijerheide)
|
els || Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10, III-4-3
|
| 19686 |
emmer |
emmer:
ɛmər (Q121c Bleijerheide)
|
emmer
III-2-1
|
| 28160 |
engelse sleutel |
engelander:
ɛŋǝlɛndǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
| 24313 |
engerling, larve van de meikever |
engerling:
idiosyncr. Meikevers schijnen uitgestorven te zijn, dit zou kunnen door de behandeling van zaaigraan met anti-insectenmiddelen
engerling (Q121c Bleijerheide)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 17775 |
enkel |
enkel:
inkel (Q121c Bleijerheide),
ìngkəl (Q121c Bleijerheide)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|