| 28507 |
voorzwerm |
hoofdzwerm:
hōfžwɛrm (Q019p Beek),
voorzwerm:
vø̄ržwɛrm (Q019p Beek)
|
De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6]
II-6
|
| 21149 |
vrachtwagen |
vrachtwagen:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.
vrachtwagen (Q019p Beek)
|
vrachtwagen
III-3-1
|
| 32944 |
vregelstok |
knuppel:
klø̜pǝl (Q019p Beek),
wirvel:
wirvel (Q019p Beek)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
| 19341 |
vreugde |
blije zin:
blie zin (Q019p Beek)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20294 |
vriend |
vriend:
vrund (Q019p Beek),
vrøntj (Q019p Beek)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND]
III-3-1
|
| 18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
vruntelik (Q019p Beek)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20316 |
vrijgezel |
vrijgezel:
vriegèzel (Q019p Beek)
|
vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 20276 |
vroedvrouw |
vroedvrouw:
vroedvrouw (Q019p Beek),
wijsvrouw:
wiesvrouw (Q019p Beek),
wīs˃vroͅu̯ (Q019p Beek)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] || vroedvrouw; (gediplomeerde) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
| 23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vrø.məs (Q019p Beek)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
| 21276 |
vrouw |
vrouw:
vro.uw (Q019p Beek),
vroͅuw (Q019p Beek)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|